Zoals in deze serie berichten over differentiatie al duidelijk wordt is er één persoon van doorslaggevend belang in het hele leerproces. De leerkracht. Zoals ik al eerder besprak gaat het niet om de lesmethode die je gebruikt.

Beter onderwijs vind je niet in nieuwe materialen (al willen de uitgevers ons dat natuurlijk graag doen geloven). Beter onderwijs begint (net als het milieu in de jaren negentig) bij jezelf. In dit bericht zoomen we in op een stukje interactie tussen jou en je leerlingen: je vraagstelling.

“Wie weet het goede antwoord? Iemand er al achter wat het is? Als je je vraagstelling aanpast dan…? Nou? Iemand?”

“Wat heeft mijn vraagstelling met differentiatie te maken?”

Zoals al eerder uitgelicht zijn er meerdere manieren om te differentiëren. Eén ervan (en de meest gebruikte) is differentiatie in gesprek. Deze vorm van differentiatie gebeurt automatisch op het moment dat je een uitleg geeft aan de klas of aan een individuele leerling. Je past je taalgebruik aan, je woordkeuze is anders en je tempo is anders. Lesgeven aan zes vwo is iets wezenlijks anders dan lesgeven aan een kleuterklas, om het voorbeeld even sterk aan te zetten.

Maar ook in je klas zitten verschillen waardoor je je taalgebruik aanpast. De sterkste invloed op het leerproces zijn de vragen die je stelt aan je klas en welke ruimte je geeft om met die vragen aan de slag te gaan.

We kennen allemaal het verschil tussen open en gesloten vragen, maar het stellen van een goede vraag afgestemd op het niveau van je leerlingen vereist meer nadenkwerk dan eenvoudig een open vraag stellen. Kijk naar het verschil tussen deze twee vragen:

  • Welke vragen roept dit artikel bij jou op? (Antwoord: “Geen.”)
  • Welke vragen kan dit artikel oproepen bij lezers? (Antwoord: “Uhhh… even nadenken.”)

Het verschil is dat er bij de tweede vraag geen zwart-wit antwoord gegeven kan worden. En dat creëert ruimte waarbij je hersens opeens “aan” gaan. Je moet wel iets verzinnen voordat je klaar bent. Dit soort vragen gaan over het denken in mogelijkheden en opties. Ze gaan niet om “het goede antwoord”.

Voorbeelden voor open vragen zonder een “goed antwoord”

Dit soort vragen kunnen een geweldig effect hebben op je onderwijs. Voor de leerlingen die sterk getraind zijn in “het goede antwoord geven” zal het wennen zijn. Voor de leerlingen die sterk getraind zijn in “ik doe niet mee want ik weet het toch niet” zal het ook wennen zijn. Zeker als je gericht alle leerlingen uitdaagt om mee te denken. Een klein voorbeeld voor aangepaste vraagstelling:

  • Waar zou dit over kunnen gaan?
  • Waar denk je aan als je dit ziet?
  • Wat zou een woord als “renaissance” kunnen betekenen?
  • Wat zou het antwoord op deze som kunnen zijn?

Je lijkt misschien wat minder daadkrachtig, maar het tegendeel is juist waar, een levendige les waarin je leerlingen ruimte voelen om mee te denken op hun niveau en beter aansluiting vinden bij hun klasgenoten. Koppel deze aanpak aan het creëren van een klassenklimaat waar fouten maken onderdeel van de dagelijkse praktijk is voor nog meer resultaat.

Gebruik goede vraagstelling voor betere differentiatie in jouw klas